Asynchrone wisselstroommotoren bevatten drie spoelen die je in een ster of in een driehoek kunt aansluiten op de driefasen spanning. Je kan ze op verschillende manieren aansturen. Het is daarom belangrijk dat je de diverse motorsturingen kan onderscheiden en dat je de diverse aansluitmethoden herkend.
Motorsturingen met een contactor en Motorbeveilingsschakelaar
Kleine driefase motoren kun je direct inschakelen met een contactor (relais). De motorbeveiligingsschakelaar beveiligt de motor dan tegen overbelasting, blokkering bij het aanlopen, kortsluiting en uitval van een of meer fasen.
Motorsturingen met een automatische ster naar driehoek schakeling
Het opgenomen vermogen bij een driehoekschakeling is driemaal groter dan het opgenomen vermogen bij een sterschakeling. Als je een motor dus direct in driehoek inschakelt, dan is de inschakelstroom veel te hoog en kan dit zelfs ontoelaatbare spanningsdalingen in het net veroorzaken.
Zware motoren moet je daarom eerst in ster op gang laten komen en daarna overschakelen naar driehoek. Dit doe je met een in de praktijk veelgebruikte ster-driehoekschakelaar.
Motorsturingen met een Softstarter
Om inschakelstromen te beperken kun je ook softstarters toepassen. De softstarter bevat thyristoren die de spanning op de spoelen van een motor langzaam opvoeren, waardoor geen grote inschakelstromen optreden.
Motorsturingen met Frequentieregelaars
Met een frequentieomzetter kun je een wisselspanning met een frequentie van 50 Hz omzetten in een frequentie tussen 0 en 60 Hz of zelfs meer. Het is zelfs mogelijk om een één fasewissel spanning om te zetten in een driefasen wisselspanning. Hierdoor ontstaat een traploze toerentalregeling waarbij zowel de frequentie als de spanning op de motor kan worden geregeld. Met instelbare parameters kun je de motor beschermen tegen overstroom en kortsluiting.